Column 5 februari 2010
Eindigheid
Toen mijn zoon gisteren om een uur of drie uit school kwam, zat ik te werken op mijn laptop (tegenwoordig schijn je notebook te moeten zeggen, of is dat weer iets anders?). Hij vroeg: ‘Papa, word je daar nou niet zat van, de hele dag naar die letters zitten staren?’ De manier waarop hij dit vroeg, maakte heel duidelijk hoe hij het zelf zou vinden om de hele dag ‘naar letters te moeten staren’. Gelukkig kon ik hem naar eer en geweten antwoorden dat ik daar niet zat van werd, want anders was het tijd om een ander vak te kiezen. Sterker nog, een van mijn favoriete vrijetijdsbestedingen is lezen, dus na het werk blijf ik vaak naar letters staren.
Op het moment ben ik vier boeken naast elkaar aan het lezen. Voor wie het weten wil: This book will save your life door A.M. Homes, Strangers on a train door Jenny Diski, Oplevingen van het denken door Martha Nussbaum en At the same time door Susan Sontag. Er liggen er ook nog een paar in de wacht, al heeft het in mijn geval nog niet de vorm aangenomen die ik me herinner uit het ouderlijk huis van een oud-klasgenoot. Daar hadden de boeken inmiddels delen van de trap naar boven gekoloniseerd en zijn vader merkte eens op dat hij ‘een paar jaar achter lag’. Daarmee bedoelde hij dat hij op dat moment de boeken las die hij een paar jaar geleden had gekocht. Zoals je begrijpt, voelde ik me in dat huis bijzonder op mijn gemak.
Tegelijkertijd kon mij daar eenzelfde gevoel bevangen als in een boekhandel of bibliotheek, namelijk een lichte wanhoop, veroorzaakt door het besef dat er veel meer interessante, leuke, mooie en ontroerende boeken zijn dan ik ooit zal kunnen lezen. Want helaas, er moet van alles in het leven. Er moet brood op de plank komen, er moet geslapen worden, boodschappen gedaan, columns geschreven… En, iets minder helaas, er zijn naast lezen nog allerlei andere bezigheden die het leven de moeite waard maken, en die kosten ook tijd. Maar ja, die tijd kan ik niet aan lezen besteden. Zo confronteren boeken mij met de eindigheid van ons aardse bestaan, ooit door Kees Stip mooi verwoord in Op een eendagsvlieg.
Nathan, 5 februari 2010
Op een eendagsvlieg
‘Ach,’ sprak een eendagsvlieg te Doorn,
‘hoe heerlijk is het ochtendgloren
en hoe verrukkelijk het uur
waarop het laaiend zonnevuur
verstild ter kimme wordt gedreven!
Men moest twee dagen kunnen leven.’